‘Je vergalt het gewoon wéér!’ Ik bries en durf mijn stem te verheffen omdat ik zeker weet dat alle ramen dichtzitten.
Het zit in de hoek en het kijkt me verveeld aan.
‘Elke keer als ik er bijna ben, durf ik niet meer.’ Mijn lichaam rekt zich uit om zich klaar te maken voor een diepe zucht. Een zucht die ervoor zorgt dat de snelheid van mijn ademhaling afneemt. Ik laat mijn schouders hangen en laat me achterover vallen op bed.
‘Elke keer als jij er bent, voel ik me moedeloos, mijn gedachten lijken vast te zitten en er komt niets meer uit mijn vingers. Gewoon, niets.’
Het haalt zijn schouders op en pulkt wat aan zijn vingers. Zijn hoofd hangt naar beneden als een bloempje dat geknakt is en niet veel meer nodig heeft om van zijn steeltje te vallen.
Ik adem de lucht in die vermengd is met de opbeurende klanken van Johann Sebastian Bach. Opbeurend, dat zou het moeten zijn, las ik op internet. Inspirerend ook. Het zou je creativiteit wakker schudden. Nou, bij mij schudt alleen mijn hoofd heen en weer. ‘Nee, nee, nee, nee…’
Het wil niet, ik word helemaal gek van mezelf. Mijn manuscript is bijna af en ik durf niet meer verder. Twijfels dringen mijn lichaam binnen en blokkeren mijn gedachten en creativiteit. De drempel ligt voor mijn neus. Hij is hoog maar ik kan er goed overheen kijken.
Achter de drempel ligt klein of zelfs groot succes. Ik zou het aan kunnen raken als ik mijn hand uit zou strekken maar ik word naar achteren getrokken door mijn Twijfel. Het kleine succes is het bereiken van mijn eerste doelstelling: het afronden van mijn manuscript. Het grote succes… dat durf ik niet hardop uit te spreken.
‘Riep je me?’ Een zachte, bijna geruisloze stem kietelt mijn oor.
De houten planken van de slaapkamervloer kraken ritmisch doordat Twijfel zijn lichaam opduwt met zijn magere handen. Ik kom iets overeind en leun op mijn ellebogen die wegzakken in het dekbed.
Mijn Twijfel staat inmiddels naast het bed. Zijn wenkbrauwen wijzen iets naar beneden en bieden bescherming aan twee donkerbruine ogen die mij treurig aanstaren.
Ik tik met mijn rechterhand op het dekbed bij wijze van teken dat hij moet gaan zitten. Hij gehoorzaamt. Het bed beweegt nauwelijks als hij zijn magere lichaam laat zakken op de rand van het bed.
‘Krijg ik nu weer de schuld?’ vraagt hij terwijl zijn stem krachtiger wordt. Zijn ogen krijgen glans en het bloempje zit weer rechtop het steeltje. ‘Het is goed om te twijfelen. Je moet kritisch zijn naar jezelf. Je hebt geen journalistieke achtergrond, geen schrijfopleiding gedaan en geen enkele andere basis om schrijfster te worden. Je vind het gewoon leuk en toevallig zijn er ook nog mensen die je verhalen graag lezen. Niet meer, niet minder. Waarom denk jij nu meteen dat je een boek kunt schrijven? Wie zegt dat je echt goed kan schrijven? Ik zou me maar een beetje op de achtergrond houden. Je loopt het tegen iedereen te vertellen en je neemt er zelfs vrij voor. Wat als het niet lukt? Dan schaam je je toch kapot? Dan weet iedereen dat je niet goed genoeg bent. Een prutser. Als ik jou was, zou ik er nog eens over nadenken. Dat probeer ik je dus de hele tijd te vertellen!’ Twijfel wacht mijn reactie af. Maar die blijft uit. Ik ben met stomheid geslagen.
‘Of moet je het misschien toch gewoon proberen?’ vervolgt Twijfel zijn goedbedoelde advies. ‘Op zich… tja…’ een fronsrimpel verschijnt terwijl zijn lichaam heel subtiel heen en weer wipt. ‘Je kunt natuurlijk je manuscript afmaken en het dan toch opsturen. Je weet het maar nooit. Je zou ook iemand in kunnen schakelen die er verstand van heeft om er kritisch naar te kijken. Of toch gewoon naar een uitgeverij sturen… Hmmmm… je hebt dan wel kans dat je heel lang moet wachten of gewoon helemaal niets hoort.’ Twijfel gaat zo in zijn twijfels op dat hij niet merkt dat ik langzaam van het bed schuif en stilletjes mijn aftocht blaas.
Ik loop weg van de stem die me probeert te ontmoedigen door het lage slagingspercentage van 3% te noemen. Alsof ik dat niet weet!
Ik ga zitten, haal de laptop uit zijn slaaptoestand en… het zonnetje lijkt door te breken. De wolken die mijn woorden verdoezelden lossen op en er sijpelt weer langzaam wat motivatie door mijn aderen.